Edito

Pieter T'Jonck - Hoofdredacteur

Het landschap en het landschapsontwerp kregen de laatste vijftien jaar een steeds belangrijkere plaats binnen de stedenbouw. Het gaat in die discipline al lang niet meer om het ontwerp van stemmige parkjes, maar om de herontwikkeling van grote territoria zoals het Duitse Ruhrgebied of het hinterland van Bordeaux. Niet toevallig gebieden die vóór de ingreep sterk in verval waren.

Opmerkelijk aan zulke ingrepen is dat landschapsontwerp de drager lijkt van andere agenda’s: economische herontwikkeling, nieuwe infrastructuur, ecologisch en maatschappelijk herstel, energiewinning, toerisme … Deze ontwerpen leggen zich niet toe op één sector of vraagstuk. Ze pakken zowat alles tegelijk aan, op een geïntegreerde manier. Daarin verschillen ze hemelsbreed van de klassieke sectorale planning.

Doorgaans gaat het ook om (relatief) goedkope ontwerpen. Architectuur komt er weinig aan te pas, slimme infrastructuur des te meer. De inzet van zulke projecten bestaat er doorgaans in om een groot gebied zo te herinrichten dat het maximaal kansen biedt aan een nieuwe synergie tussen verschillende gebruikers op lokaal niveau. Dat gebeurt door tegelijk de natuurlijke, esthetische, economische en ecologische troeven ervan te herstellen, te versterken of beter zichtbaar te maken.

Die nieuwe praktijk kwam er niet toevallig. Ze is een antwoord op de snelle veranderingen die de wereld onderging door de oliecrisis van 1973, toen de industrie op apegapen lag en de welvaartsstaat veel krediet verloren had. De remedie was simpel: alles werd gedereguleerd, geprivatiseerd en geglobaliseerd. Toen het IJzeren Gordijn ook nog viel en de digitale revolutie op kruissnelheid kwam, leek niets de neoliberale globalisering nog in de weg te staan. We werden er met z’n allen een pak rijker op. Het hedonistische ik-tijdperk kreeg vleugels.

Zo leek het toch. Toch gingen er al snel knipperlichten branden. De wereld werd heel wat instabieler en onzekerder: in sociaal en politiek, maar vooral ook in economisch opzicht. Joseph Schumpeters theoretische concept van de creatieve destructie werd een dagelijkse realiteit. Er ontstond een krankzinnig hoge schuldenberg om de machine draaiend te houden. De eerste geruchten over de opwarming van de aarde doken op. Toch bleven kapitalen aan lichtsnelheid rond de aardbol cirkelen.

Tot het feest in 2008 abrupt stopte. De kas was leeg, het klimaat om zeep. Voor architecten was de ramp vaak niet te overzien: plots waren er geen opdrachten meer. In België viel het nog mee, maar in Nederland of Spanje werden zelfs de grootste kantoren gedecimeerd. Want wie bouwt er nog als er geen bedrijvigheid meer is en talloze gebouwen leegstaan?

Precies in die context kreeg het landschap zijn grote betekenis. Het is letterlijk en figuurlijk de enige vaste grond onder onze voeten. Daarmee moeten we het doen als we uit het slop willen geraken. Liefst zo slim mogelijk. Dat kan op kleinere of grotere schaal. De projecten die we in dit nummer tonen, getuigen daarvan. Vier dingen hebben ze gemeen. Ze ontstaan niet enkel aan de tekentafel, maar zijn de uitkomst van een maatschappelijk proces dat niet enkel top-down, maar minstens even vaak bottom-up verloopt. Lokale kennis en geschiedenis spelen er een hoofdrol in. Deze projecten kennen, ten tweede, geen standaardprocedure. De ontwerpactiviteit zelf wordt als het ware elke keer opnieuw uitgevonden. Drie: ze trekken zich geen barst aan van sectorgrenzen, nationale grenzen of disciplinaire barrières.

En ten slotte: ze zijn weinig kapitaalintensief, maar in ruil wel uiterst verbeeldingsintensief. Ze proberen bewoners en bezoekers, gebruikers en investeerders met andere ogen te laten kijken naar wat we altijd al kenden maar nooit eerder zagen. Dat maakt het landschap bij uitstek geschikt als drager van zulke ontwerpprocessen. Het landschap was, als schilderkunstig genre, historisch al de motor van nieuwe perspectieven op de wereld – letterlijk en figuurlijk. Die komen ook nu van pas.

Lees meerVerkleinen

Inhoudstafel

Product News
Bezoek aan Interieur en andere nieuwigheden

In the Picture
De taal van architectuur Bart Decroos
Frisse wind in Japan Véronique Boone
Natuurarchitectuur Bart Tritsmans
Sportzaal met sacraal karakter Thibaut Paggen
Een vlaag van nostalgie Mathias Bouet

Fundamenten
Edito Pieter T’Jonck
Foto-essay Michiel De Cleene
Samenwerken op de rand van de chaos Jan Schreurs
Kolenspoor op het spoor Julie Marin, Christian Nolf, Bruno De Meulder
Bottum-up op grote schaal Lisa De Visscher
De strijd om de steenbergen François Schreuer
Opengewerkte steden Géraldine Michat
‘Utopieën zijn nodig om kritisch te denken’ Interview met Paola Viganò Guillaume Vanneste

Zoom In
‘Wij volgen de natuur: niets ligt vast’ Interview met Bas Smets Florian Hertweck

Guests
Team Vlaams Bouwmeester. Open ruimte en verstedelijking: een tegenstelling? Julie Mabilde en Elke Vanempten

Abonneer je vanaf €59 per jaar!

Je ontvangt 5 klassieke nummers en 1 speciale uitgave van het tijdschrift.

Abonnement

Lees ook

Schrijf je in op onze nieuwsbrief
  • This field is for validation purposes and should be left unchanged.