A+259 [Re]think Preservation
April Mei 2016

Edito
Pieter T'Jonck - Hoofdredacteur
Onroerend erfgoed blijkt vandaag vaak een struikelsteen, zeker bij projecten van enige omvang. Werden een halve eeuw geleden nog hele stadsdelen gedachteloos met de grond gelijkgemaakt, nu kan de sloop van één onooglijk pand, mits ouder dan vijftig jaar, al een heikele kwestie zijn. Een heuse bewaardrift waart door het land. Al is die selectief: oude sociale woningen of industriecomplexen kunnen doorgaans niet op evenveel publieke liefde rekenen als rijke burgerwoonsten. Maar toch…
Die bewaardrift is merkwaardig. De pu blieke sfeer heeft zich immers al lang losgezongen van monumenten en pleinen; ze is verschoven naar de nerveuze hyperactualiteit van de media. Dat is de plek die er toe doet. De trage tijd van toen, toen gebouwen en monumenten het leven en de publieke ruimte kaderden, is verzwonden. Toch hechten mensen steeds meer belang aan oude gebouwen, al hebben ze nog nauwelijks weet van hun historische betekenis. Misschien is die ook minder belangrijk dan de primitieve, maar o zo menselijke weerstand tegen het verdwijnen van de plek van je dierbaarste herinneringen. Dat sentiment hoor je ernstig te nemen.
Niet zo de kunsthistorische bigotterie, die elke steen zou willen behouden en bij voorkeur de hele wereld onder een glazen stolp zou plaatsen. De officiële missie van de monumentenzorg kan geen vrijgeleide zijn voor een onberedeneerd verzet tegen aanpassing, herinterpretatie, verandering. Als men tot ver in de 18de eeuw ongegeneerd monumenten en steden aanpaste aan veranderende noden, waarom zouden we dat nu niet meer mogen? Omdat we voelen dat alles wat wij, modernen, aanraken aangetast wordt door de vreselijke furie van het verdwijnen? Anders gezegd: het is de dringend tijd voor een echte theorie van erfgoedzorg. Byzantijnse discussies over pleisters en pigmenten moeten plaats ruimen voor de vraag wat we waarom en op welke wijze willen bewaren, en welke middelen we daartoe willen inzetten. Dat is een publieke, en dus politieke vraag. DAAR past geen schijnheiligheid bij. Veel schitterende restauraties blijken bij nader toezien hardhandige renovaties. Hoe zorgvuldig die harde aanpak doorgaans ook verholen wordt, ze laat vaak weinig heel van de authentieke sfeer van een gebouw. Terwijl zogenaamd respectloze ingrepen soms, met minimale middelen, die sfeer net recht doen. Over zo’n minder tastbare aspecten van de restauratiepraktijk dienen we beter na te denken. Met respect voor wat er was, dat spreekt. Dat is een architecturale opgave. Kunsthistorisch boekhoudkundig geneuzel brengt daarbij geen zoden aan de dijk. Een gebouw is een levend ding, dat ooit ontstond, maar daarom op dat ogenblik niet noodzakelijk af was.
Doen we dat niet, dan dreigt het erfgoed zelf daarvan het slachtoffer te worden. Dat is niet denkbeeldig. De dubbele Open Oproep voor de renovatie van het 40 jaar oude zwembad van Paul Felix in Oostende is daar een triest voorbeeld van. Paul Vermeulen doet in dit nummer van het relaas van de trieste werdegang ervan. De boekhouders van het erfgoed hielden het been zo lang stijf dat per slot van rekening bleek dat het zwembad maar beter afgedankt werd. Waarna ze het hazenpad kozen. Toch moet je ziende blind zijn als je niet merkt dat het gebouw slechts één, en wellicht niet de meest ideale, variant is van wat Felix voor ogen stond. De ironie van het lot wil dat Paul Felix bij uitstek een architect was die, Robert Musil achterna, meer mogelijkheidszin dan werkelijkheidszin had. Bij dit ontwerp liet hij zich echter rollen door die werkelijkheid. Hij was wellicht zelf blij geweest met een betere variant van zijn eigen gedachte.
Dit verhaal kan model staan voor vele andere waar een starre erfgoedpolitiek blind blijft voor het nog steeds werkzame imaginaire potentieel van architectuur als kader voor de werkelijkheid. Erfgoedzorg moet daarom gaan over de exploratie van potenties – met respect voor het bestaande, dat spreekt. Als een open dialoog, niet als een neurotische afvinken van details. We hebben nood aan een erfgoedtheorie die ons laat dansen met de geschiedenis, niet aan een theorie van de waarheid, zeker niet als die enkel de waan van de dag weerspiegelt en dus aangetast is door precies die moderniteit waar erfgoedzorgers zich zo hardnekkig tegen verzetten. Alles beter dan beaat gapen naar een kadaver waarvan niemand de reden of oorsprong nog snapt. Gebouwen moeten leven. Rem Koolhaas kaartte de kwestie al overtuigend aan in 2010. Wij breien er een vervolg aan.
Inhoudstafel
Product News
Badkamer, keuken en een bezoek aan Batibouw: producten in de kijker
In the Picture
Revival van de joert Thomas J. Martin
Verinnerlijking Thomas J. Martin
Over fantasie, realiteit en belangrijkheid David Peleman
Storytelling Pauline Fockedey
Fundamenten
Edito Pieter T’Jonck
Chronocaos Rem Koolhaas
Paradoxen van ‘vererfgoeding’ Rudi Laermans
Stemming en herbestemming: ruïne met melan cholische historicus Vlad Ionescu
Stilstaand beeld Antoine Wang
Het is de hoogste tijd om er niets aan te doen Raymond Balau en Maurizio Cohen
De vergeetputten van erfgoed Pieter T’Jonck
UHasselt: ‘Adaptive reuse’ als alternatief Pieter T’Jonck
Patrimonium en restauratie: DOCOMOMO Véronique Boone, Maurizio Cohen, Pablo Lhoas, Michel Provost
Foto-essay Tom Callemin
Behoud en zo. Interview Bernard Tschumi door Céline Bodart
Zoom In
De archiefgebouwen van Robbrecht & Daem in Bordeaux en Gent Raymond Balau
Guests
Team Vlaams Bouwmeester. Hand overspeeld Paul Vermeulen
Cellule architecture. bMa Brussel Laurent Vermeersch
Zoom Out
ACTUEEL
MIPIM in Cannes Met een fantasierijk groen randje Pieter T’Jonck
EXPO
Plek en wording Georges-Eric Lantair
Scherpe keuzes Pieter T’Jonck