Why can’t we live together (anymore)?

A+266 behandelde enkele jaren geleden nog met veel enthousiasme nieuwe vormen van wonen en werken – of de verwarring daartussen – sinds de opkomst van co-working spaces en digitaal thuiswerk. Dat enthousiasme was misschien wat voorbarig (mea culpa). Het boek ‘Platform Urbanism and Its discontents’ zet in een inleiding en zes hoofdstukken met bijdragen van diverse auteurs uiteen hoe disruptief ‘platformen’ van alle slag, gaande van co-working spaces tot taxi- en pakjesdiensten, inwerken op de stedelijke samenleving. Dit boek is tegelijk ook een gids bij ‘Platform Austria’, de buitengewoon sterke bijdrage van Oostenrijk aan de architectuurbiënnale van Venetië. Die plaatst serieuze vraagtekens bij het optimisme van Hashim Sarkis, de curator van de hoofdtentoonstelling ‘How will we live together?’.
In de forse inleiding tot deze reader zetten redacteurs Peter Mörtenböck en Helge Mooshammer (Centre for Global Architecture) uiteen wat je kan verstaan onder ‘platform urbanism’ en waarom dat zo’n problematische ontwikkeling is. Platformen bieden een geheel van diensten die elke denkbare vorm kunnen aannemen, van de levering van maaltijden tot onderwijs, carrièreplanning of zelfs affectieve diensten. Ze doen dat niet zomaar: je moet toegang hebben tot zo’n platformen, doorgaans door te betalen, in geld of door data achter te laten. Al die diensten berusten op een zeer ingewikkeld samenspel tussen logistiek, digitale technologie en infrastructuur, maar het bijzondere eraan is dat gebruikers zich dat nauwelijks realiseren. Tot het moment dat ze, om welke reden dan ook, uit de club van rechthebbenden gezet worden…
De bedrijven die zo’n systemen uitbouwen, doen dat uiteraard om winst te maken. Dat is op zich niet problematisch. Wel problematisch is dat ze daartoe het raderwerk van de samenleving zoals we die tot nog toe kenden steeds verder ontregelen door die samenleving te reduceren tot termen en parameters die relevant zijn voor hun businessmodel, maar vaak een aanfluiting zijn van de reële complexiteit van een samenleving van mensen. De ironie is dat ze daarbij doorgaans een altruïstisch, quasi filantropisch betoog houden over hoe mensen dankzij hen kunnen ‘sharen’ en ‘communiceren’. Je zou haast geloven dat dankzij hen een meer egalitaire en open samenleving binnen handbereik ligt. In messcherpe analyses tonen de auteurs aan dat het tegendeel waar is: deze bedrijven spelen in op een utopische impuls in de samenleving om juist het tegendeel te bereiken.
Zijn de gevolgen voor het sociale weefsel van steden al disruptief, de gevolgen voor de concrete, gebouwde stad zijn evenmin aantrekkelijk. De auteurs tonen aan dat een platformeconomie leidt tot steeds meer homogene steden, die steeds minder van elkaar verschillen. Steden ook die steeds meer van hetzelfde soort spektakelarchitectuur voortbrengen. Het boek biedt er vele indringende voorbeelden van. Wie zich ongemakkelijk ging voelen bij buzz words als ‘smart cities’ etc., zal via dit boek ontdekken dat die onrust niet onterecht is.
De inleiding van Mörteböck en Mooshammer schetst een krachtig kader om deze ontwikkelingen kritisch te begrijpen. De auteurs steunen daarbij op inzichten van honderden gereputeerde kritische auteurs, waaronder reuzen als Giorgio Agamben, Judith Butler, Jean Baudrillard of Naomi Klein. Het boek bevat verder ook uitstekende bijdragen van o.m. Tom Avermaete, Teddy Cruz & Fonna Forman, Vyjayanthi Rao, Saskia Sassen en Slutty Urbanism.
Platform Urbanism and Its Discontents, Peter Mörteböck en Helge Mooshammer (red.), uitgeven door Nai 010 uitgevers, Rotterdam. Paperback 17*24 cm, 480 pag. taal Engels. ISBN 978-94-6208-615-9. Prijs € 29,95.