Fiction
Over Baukunst. Performance & Performativity

Het is maandag en Bozar is gesloten. Als scenografe werk ik aan de tentoonstelling over Constantin Brancusi in het Koninklijk Circuit. Aangezien ik niet langs de gebruikelijke ingang in de expozalen raak, moet ik de lift nemen en door de eerste verdieping van het labyrint lopen getekend door Victor Horta. Het is stil in het gebouw. De lopende tentoonstellingen krijgen een dag geen bezoekers over de vloer, de lichten zijn uit en je hoort de airconditioning verse lucht in de zalen blazen. Maar toch klinken er geluiden ergens in de expozalen. Af en toe begint een piano vanzelf te spelen. Er zijn mechanische geluiden, niet echt hard, maar ze vallen op omdat ze ritmisch zijn. Het is een cadans die begint en eindigt, telkens als ik voorbij een nieuw object loop.
Al gauw besef ik dat ik door een tentoonstelling loop die de hele tijd doorgaat, dag en nacht, ook op de sluitingsdag, of er nu iemand is of niet. In bijna elke hal van het tentoonstellingscircuit staat een bewegend voorwerp dat eruitziet als een vreemd amalgaam van een sculptuur en misschien een ouderwetse robot. De objecten zijn projectmaquettes van het Brusselse architectenbureau Baukunst. Naast de maquettes zijn er niet veel andere objecten. Hier en daar vind je een tekst die meer de context schept dan echt een uitleg biedt. De muren zijn tamelijk leeg en er hangt een rustige sfeer in de zalen met gedempt licht. Verderop springt een grote lichtbak met een satellietfoto van Brussel in het oog. Tijdens een pauze ga ik even een kijkje nemen. De stad is onmiddellijk herkenbaar op het beeld, maar als je aandachtiger kijkt, merk je dat verschillende referentiepunten ontbreken. Iconische gebouwen zijn verdwenen en in plaats daarvan loopt de stad door, als een stuk stof met een patroon van kleine, onregelmatige lapjes die erop zijn gestikt. De collage benadrukt de rol van die symbolische gebouwen in de stad, maar ook hoe overbodig ze wel niet zijn, omdat ze vervangbaar zijn.
Deze tentoonstelling toont de verschillende manieren waarop gebouwen functioneren. Er is niet alleen een wisselwerking met hun gebruikers, maar ook met de zwaartekracht, het klimaat, het licht, de stad en het landschap. De naam van het bureau komt van het Duitse woord Baukunst, dat een onderscheid maakt tussen architectuur en de pure daad van het bouwen. Bauen is een fysieke daad, die onderhevig is aan wetenschap, bouwfysica en zwaartekracht. Maar Baukunst, zowel in etymologische zin als wat betreft de praktische uitvoering, suggereert ook een link met kennis, verbeelding, verhoudingen, materialen en betekenis. Het bureau communiceert liever niet te veel over dit onderwerp in de tentoonstelling. Het doel is veeleer een toevallige dialoog tussen hun projecten, door middel van bewegende en ‘sprekende’ objecten. Zelfs als er niemand door de lege gangen loopt, lijken de maquettes met elkaar te praten, te blijven bewegen en reageren op hun directe omgeving. Ze handelen autonoom, maar ook samen, ze zijn er vanwege én ondanks de omstandigheden van een tentoonstelling. Terwijl ik na mijn pauze de plek verlaat, vraag ik me af hoe bezoekers reageren op deze manier van architectuur presenteren. Dat kan ik het best ervaren als Bozar de volgende dag weer open is, wetende dat de tentoonstelling niet stopt, zelfs nadat de deuren zijn gesloten.
Opmerking: Dit fictieve essay is gebaseerd op een gesprek met Adrien Verschuere, de oprichter van Baukunst, in april 2019, vijf maanden voor de opening van de tentoonstelling.