Alles wat je wilde weten over Parijs
Parijs, zoals we de stad vandaag kennen, is in grote mate het resultaat van de indrukwekkende sanering en verfraaiing die vanaf 1853 onder Prefect Georges-Eugène Haussmann begon en – ondanks een zware crash van de beurs en de immobiliënmarkt in 1873 – tot 1914 verdergezet werd. Alleen al onder zijn bewind ging het om een operatie die omgerekend naar vandaag zo’n 25 miljard euro kostte en ruim 60 % van het wegennetwerk en gebouwenpatrimonium vernieuwde. Het leidde tot de grootste speculatieve operatie ooit in het Frankrijk van die tijd.
Minder bekend is dat dit titanenwerk voorbereid werd door Claude-Philibert Barthelot, de graaf van Rambuteau, en Jean-Jacques Berger. Rond de naam Haussmann is een mythe ontstaan die het werk van vele anderen in de schaduw stelde. Dat ligt onder meer aan het feit dat Parijs in die tijd zijn zeer kenmerkende uitzicht verkreeg. Niet-Europeanen mogen dat beeld dan wel heel romantisch vinden, eigenlijk gaat het om een dwingend, rationele vorm van stedenbouw, met een erg hoge densiteit.
Toch blijkt die ook nu nog leefbaar, en zelfs gewild (al is de gemiddelde woning in Parijs zeker naar Belgische normen erg krap). Haussmann en zijn team waren namelijk bijzonder voorzienig. De bouwreglementen legden een zekere overmaat vast, zowel in het wegennetwerk als in de gebouwen. Bij die laatste stond een structurele rationaliteit en gemengd gebruik voorop. 150 jaar later blijken de straten en gebouwen waarvan Haussmann de typologie dicteerde, nog steeds functioneel én aantrekkelijk.
In 2017 zette het Pavillon de l’Arsenal in Parijs een studie op naar de relevantie van dit stadsmodel voor vandaag. Het boek documenteert dus niet de geschiedenis van de heraanleg van Parijs, maar kijkt naar de resultaten ervan. Op haast obsessionele manier zijn Benoît Jallon, Umberto Napolitano en Franck Boutté aan de slag gegaan om de fysieke karakteristieken van het Parijs dat vorm kreeg tussen 1852 en 1914 en nu nog bestaat in kaart te brengen.
Daar blijft het niet bij: ze zetten alle karakteristieken -van de afstand tot het eerste kruispunt of de eerste metro tot de typologie van winkels, kantoren en woningen- af tegen vergelijkbare data van andere grootsteden. Om trots te constateren dat Parijs het in verhouding vaak uitzonderlijk goed doet. Of anders gezegd: Haussmanns model van de stad komt heel dicht bij dat van de ideale stad.
Ik ben niet zeker dat de inwoners van Parijs die een betaalbare, leefbare woonst zoeken de stelling zouden onderschrijven – Georges Perec had daar alvast één en ander over te zeggen – maar toch is dit een fascinerende en inspirerende studie. Ze biedt een overrompelende hoeveelheid data. Het gaat ten eerste om plannen en gabarieten van woningen en straten, maar ook details van straat- en gebouwaankleding. Je krijgt daarnaast ook een overzicht van soorten bouwblokken, soorten wooneenheden et cetera. En dat allemaal afgezet tegen data van andere grootsteden.
Kortom: een boek waar je uren, zelfs dagen zoet mee kan zijn om te doorgronden wat die stad nu zo aantrekkelijk maakt. Want dat staat, hoe dan ook, buiten kijf. Het boek werd nu heruitgegeven in een luxueuze editie met hardcover. Het is een must voor iedereen die belang stelt in stedenbouw en architectuur.
‘Paris Haussmann – Edition 2020’, Benoît Jallon, Umberto Napolitano & Franck Boutté. Pavillon de l’Arsenal, Paris / Distribution Internationale Park Books, Zürich, CH. ISBN 978-3-03860-219-4. Hard Cover , 264 p, 48 €.
