There is no such thing as a lost soul





De architectuur is een kerkhof bezaaid met verloren wedstrijdprojecten. Heel soms weigeren die ‘lost souls’ te sterven. Maar doorgaans vinden projecten van verloren wedstrijden achteraf geen toepassing. Toch is dat daarom niet noodzakelijk einde verhaal. Een kleine verkenning onder Belgische bureaus.
Het onderwerp ‘gerecycleerde ontwerpen’ doet meteen denken aan het Casa da Música van OMA in Porto. Deze concertzaal moest de kroon op Porto Culturele Hoofdstad 2001 worden, maar werd pas in 2005 opgeleverd, vanwege de enorme constructieve uitdagingen van het ontwerp, waarvan de basis veel kleiner was dan zijn omtrek bovenaan. Dat kwam doordat het een uitvergroting was van een woonst voor een man met een afkeer voor wanorde, een vreselijke angst voor het YK2-virus (de zogenaamde millenniumbug) in 2000, en een ambigue relatie tot het familieleven. Koolhaas bedacht voor hem een huis dat verwarring uitsloot door elk familielid zijn autonome ruimte te geven. Die ‘cellen’ sloten aan op een centrale ‘tunnel’ met zicht op de omgeving aan beide uiteinden.
Dat project ging nooit door, en ondertussen kwam de einddatum voor de wedstrijd voor de Casa da Música dichterbij. In een flits zag Koolhaas dat de ‘tunnel’ in het huis verwant was aan de akoestisch wenselijke, maar architecturaal niet zo aantrekkelijke schoendoos. De familietunnel werd de grote zaal, die aan beide uiteinden zich had op de stad. Rond die schoendoos werden alle secundaire ruimtes gegroepeerd, zoals een kleinere concertzaal.
Ironische herhaling
Het voorbeeld toont alvast aan dat geaborteerde projecten zelden één op één elders opduiken. Ze bieden eerder inspiratie voor volgende ontwerpen dan dat ze letterlijk herhaald worden. Er zijn eigenlijk maar twee relatieve uitzonderingen op die regel. De eerste is het IBGE-BIM-gebouw aan de Havenlaan in Brussel, een ontwerp van cepezed. Zij waren aanvankelijk niet uitgenodigd voor de wedstrijd. Maar uit die wedstrijd kwam ook geen laureaat naar voren. Toen Luc Bertrand van Bank Degroof het niet-gerealiseerde ontwerp van cepezed voor ZTLO in Tilburg ontdekte in een overzichtspublicatie, was hij daar zo door gecharmeerd dat hij het bureau uitnodigde om dat idee uit te werken in Brussel. Uiteindelijk kwam er toch nog iets heel anders uit de bus: de ronde ‘theepot’ van ZTLO werd in Brussel een schijf met een gebogen doorsnede – een ‘broodrooster’.
Het andere voorbeeld is een project van noAarchitecten. In principe recycleert noA nooit ontwerpen – hun werk is zo sterk geënt op context en programma dat het niet voor herhaling vatbaar is. Het bureau richt zich zelfs vooral op renovaties. Toch recupereerde Philippe Viérin, een van de drie partners, rond 2000 een wedstrijdontwerp voor een nieuwe opdracht, haast ongewijzigd. Maar daarom verried hij zichzelf nog niet. De verloren wedstrijd betrof onder meer een kantoor voor Distrigas in de haven van Zeebrugge. Kort daarna volgde een opdracht voor een terminal en een iets kleiner kantoorgebouw voor Sea-Ro aan de overzijde van de havengeul. Het programma en de context waren zo vergelijkbaar dat het strenge, elementaire blok van basaltbeton en verlijmde glasplaten van de wedstrijd gepast bleek. Het project haalde in 2000 zelfs het architectuurjaarboek Vlaanderen.
Ironische gevallen van herhaling zijn er wel. Marc Mawet herinnert zich hoe Matador in 2014 uitgenodigd werd voor een wedstrijd voor de verbouwing van een oude fabriekshal op de site de l’Arsenal in Pont-à-Celles tot een polyvalent cultuurcentrum. Bij Matador realiseerden ze zich meteen dat zowel het gebouw als het programma als twee druppels water leken op het project voor La Maison Folie in Mons (2002-2005). Daar werd in het kader van Lille 2004 een oud scholencomplex omgebouwd tot een nieuwsoortig polyvalent cultuurcentrum van en voor de bewoners.
Het opvallendste kenmerk van La Maison Folie is een wand in gegalvaniseerde staalplaten tussen twee oude vleugels. De onderste helft is een vouwschuifwand – als die openstaat, kan de binnenruimte bijvoorbeeld dienen als podium aan het binnenplein. De wand laat ook vrachtwagens toe in het gebouw. In andere vleugels van de oude school werd onder meer een volwaardige spektakelruimte ondergebracht. Veel van die troeven keerden terug in het project voor Pont-à-Celles. Alleen: Matador werd wel laureaat, maar de wedstrijd kreeg geen vervolg. In het gebouw bevinden zich nu sociale woningen naar een ontwerp van LRArchitectes.
Cirkelvormige tuinen
Xaveer De Geyter beet met een vergelijkbaar project twee keer in het zand. Zijn voorstel voor de uitbreiding van kunsthal Z33 in Hasselt was opgevat als een museummachine: vloeren en wanden waren maximaal aanpasbaar in horizontale en verticale zin, vanuit de gedachte dat de ruimtelijke vereisten voor hedendaagse beeldende kunst onvoorspelbaar geworden zijn. Het project is daarin verwant met de Lafayette Anticipations van OMA in Parijs. Het was echter ook een markante verschijning: zowat een derde van het hoge, rechthoekige volume was een gesloten schijf voor trappen en diensten. De andere twee derden waren bekleed met industrieel aandoende, hoofdzakelijk (semi)transparante materialen. Als het ware een kleine kunstfabriek. Toch kon de jury het niet voldoende smaken.
Net zo ging het met een project voor het RITCS op de campus van de Erasmushogeschool aan de Nijverheidskaai in Brussel, in de buurt van de slachthuizen van Anderlecht. Hier stapelde XDGA een filmstudio, werkruimtes en een theater op elkaar tot zo’n 40 meter hoog, met aan één zijde een blinde schijf voor diensten en circulatie, en aan de andere een gemengde gevel van industriële materialen. Een film- en theaterfabriek dus, die visueel verwant is aan het project voor Z33. Maar ook dit werk kon de jury niet bekoren.
In één geval kon De Geyter een idee uit een verloren wedstrijd wel hergebruiken. Het project voor Les Halles in Parijs (2003-2004), in samenwerking met OMA en ONE, was een brilante geste. Trapezoïdale torens creëerden een intense relatie tussen het maaiveld en het ondergrondse programma van winkels, ontspanningsfaciliteiten en metrostations. Het maaiveld zelf daarentegen werd een oase in de stad door een serie cirkelvormige thematische tuinen. Toch moest het project de duimen leggen voor het flutproject van Patrick Berger en Jacques Anziutti.
Maar ondertussen is XDGA al sinds 2014 bezig met de aanleg van een kustpromenade langs de kilometerslange kustlijn van Vlora, een Albanese havenstad. De hoofdas van de stad, die dwars op de kustlijn staat, loopt er tot op heden dood op het havengebied, zodat de stad er afgesloten blijft van het zicht op en genot van de Adriatische Zee. Net op dat knooppunt wil XDGA het idee van de cirkelvormige thematische tuinen opnieuw inzetten om de beleving en het gebruik van die plek op te waarderen.
Do’s en don’ts
Dirk Somers van Bovenbouw stipt aan dat fragmenten van wedstrijdontwerpen later vaak de basis vormen voor een ander project. Hij paste een specifieke gevelbehandeling, die hij in een wedstrijd ontwikkelde, bijvoorbeeld toe in een later uitgevoerd project. Dat is hoe het ook meestal gaat: als ‘lost souls’ een tweede leven krijgen, dan vooral door de lessen die architecten eruit trekken. Olivier Bastin, de voormalige Brussels Bouwmeester, hamert daarop: elke wedstrijd biedt de mogelijkheid om nieuwe denkpistes te verkennen, maar brengt je ook do’s en don’ts bij.
Zowel Bastin als Mawet en Kersten Geers van Office Kersten Geers David Van Severen wijzen ook op een minder onderkend fenomeen: wedstrijden zijn steeds vaker een vliegwiel voor het uittesten van architecturale denkbeelden. Daardoor kan het lijken alsof een bureau zichzelf over verschillende competities kopieert, terwijl het in werkelijkheid een idee scherpstelt.
Zo gaat het er trouwens al eeuwen aan toe in de architectuur. Architectuur articuleert dingen op steeds nieuwe manieren, maar vaak als een parodie (in de muzikale zin van het woord: een parodie volgt de melodie van een lied, maar wijzigt de tekst of andersom) op bestaande thema’s, zelfverzonnen of niet. Als we ‘lost souls’ eer willen bewijzen, dan is er daarom maar één weg: we moeten ze publiek maken, zodat ze het gesprek over architectuur kunnen voeden.