Gepubliceerd op 19.05.2020 | Tekst: Pieter T’Jonck

Sinds een tijdje rijst een nieuw silhouet op aan de Antwerpse skyline: een intrigerende, golvende wand met een patroon van omgekeerde driehoeken. Het nieuwe provinciehuis van Antwerpen, een ontwerp van XDGA, vervangt de autoritaire toren die zo’n 40 jaar dit stadsdeel beheerste. Dat zegt iets over de bescheidenere rol van het provinciebestuur. Toch is het een ambitieus gebouw. Het hertekent niet alleen de buurt, het is ook uitzonderlijk in zijn vormgeving en detaillering.

Het oude provinciehuis, een ontwerp van Maurice Grosemans en René De Vocht, was geen lang leven beschoren. Hoewel pas in gebruik sinds 1970, besloot de provincie Antwerpen al in 2005 tot afbraak omwille van de torenhoge verwarmingskosten en vele technische problemen. Bovendien belemmerde de toren de aanvliegroute van de luchthaven van Deurne. Toch wilde men de 75 meter lange, lage voorbouw behouden. Dit representatieve deel van het complex was pas later gebouwd, en bovendien zo rijk van aankleding dat sloop na slechts ca. 25 jaar al te spilzuchtig leek.

Rond die tijd hing een wijziging van de rol van de provincies echter al in de lucht – persoonsgebonden materies zoals sport, jeugd, welzijn of cultuur behoren sinds 2018 inderdaad niet meer tot hun bevoegdheid. Men voorvoelde in 2005 al een drastische afslanking van personeels- en ruimtebehoefte. Om dezelfde reden moest de deputatie zich ook bezinnen over haar aanzienlijke kunstcollectie. Anderzijds leek het nieuwe provinciehuis een ideale locatie voor nieuwe congresfaciliteiten. Door al die onzekerheden werd een eerste Open Oproep in 2008 geannuleerd. Pas in 2011 waren alle knopen doorgehakt en volgde een definitieve Open Oproep. De opdracht werd daarbij toegewezen aan Xaveer De Geyter Architects (XDGA).

Tussen 2008 en 2011 rezen ondertussen, zeker bij de stad, vragen over de open ruimte rond het gebouw. Het oude provinciehuis trok zich hooghartig terug tegenover de straat. Links ervan lag een zee van parkeerruimtes, rechts een tuin met waardevolle bomen. Dat laatste beseften slechts weinigen, want de voorbouw en de terreinaanleg ontmoedigden elk bezoek. Nochtans lag een publieke bestemming van de tuin voor de hand. Het gebied vormt immers – samen met het Albertpark, aan de overzijde van de Koningin Elisabethlei, en het Harmoniepark – één groengebied. De nieuwbouw was een uitgelezen kans om dit concreet vorm te geven. Parkeren moest dan maar ondergronds gebeuren. Die vraag stond in 2011 nadrukkelijk op de agenda.

Dat stelde de ontwerpers bij de Open Oproep voor een moeilijke taak: het behoud van de voorbouw leek totaal in strijd met de vraag naar een publiek park. XDGA vond echter het ei van Columbus: over de voorbouw, en dwars erop, werd een langwerpig kantoorvolume geplaatst tot op de maximale hoogte van 59.4 meter of 16 bouwlagen. In het midden onderaan werd over vier etages een grote opening uitgespaard om over de voorbouw heen te reiken. De architect liet die voorbouw wel niet helemaal ongemoeid. De bovenste laag, met de kantoren van de gedeputeerden, werd weggenomen. Die kantoren verhuisden naar de hoogste etages van het nieuwe volume.

Complexe eenvoud

De voordelen waren legio: de footprint van het nieuwe complex was minimaal. Het verlaagde dak van de voorbouw werd heringericht als een belvedère met zicht op het park. Die belvédère loopt door onder de grote opening in het nieuwe volume. Het nieuwe gebouw biedt ruime open kantoorvloeren, maar kan ook moeiteloos volumineuze programma-onderdelen zoals een bibliotheek of een restaurant opnemen. Bovendien heeft het nieuwe complex nu één centrale ingang aan de straat voor alle functies. Een royale trappenpartij voert vanaf die ingang direct naar representatieve ruimtes van de behouden voorbouw, terwijl twee trap- en liftkokers de kantoren rechtstreeks bedienen.

Echt ‘spannend’ was dat concept daarom nog niet. Dat was pas het geval toen XDGA besloot om het nieuwe volume over acht etages te laten wegzwenken naar het zuiden, met de noordwesthoek als rotatie-as. Elke etage, vanaf +3 tot +10, keert zich wat verder achteruit. Tegelijk vermindert de breedte van de vloeren telkens een fractie, zodat de resulterende totaaloppervlakte precies correspondeert met de vraag. Het effect is dramatisch: het nieuwe hoofdgebouw wringt zich letterlijk in bochten om de doorgang naar de waardevolle tuin rechts van het gebouw open te houden en er zoveel mogelijk licht toe te laten.

Die ene, allesbepalende geste is een constructief huzarenstukje: de gevels van het nieuwe gebouw bestaan door de vervorming van het volume uit regelvlakken. Ze dragen, samen met twee centrale kernen, alle vloeren. Die zijn daardoor vrij in te vullen, zonder hinder van kolommen. Dat vereiste dat de buitenwanden uitgevoerd werden als een driedimensionaal vakwerk in beton. Dat verklaart ook de driehoekige gevelopeningen: die vorm wordt gedicteerd door de krachtlijnen van het vakwerk. Maar hij is ook voordelig voor de lichtinval: doordat de openingen naar boven toe verbreden, laten ze meer licht toe dan rechthoekige ramen met dezelfde oppervlakte. Enkel waar het nieuwe gebouw over de oude voorbouw grijpt was een extra hulpconstructie nodig. Een reuzenvakwerk over twee etages overbrugt er de bijna 24 meter brede belvedère van de voorbouw.

Het is merkwaardig hoe nauw het uitgevoerde project aansluit bij het voorstel van de Open Oproep. Het telt weliswaar één bouwlaag minder, en spectaculaire roltrappen aan de inkom sneuvelden. Maar de inkompartij wordt nog steeds gemarkeerd door enkele naar buiten gedraaide driehoeken in beton. Aan de belvedère bevindt zich nog steeds het restaurant. Op de 11de en 12de etage ligt de grote, dubbelhoge bibliotheek, op de 13de en 14de etage zijn de kantoren van de gedeputeerden nog steeds geschaard rond een verborgen patio.

Pas als je het gebouw in werkelijkheid ziet merk je echter hoe consequent hier een beperkte set van materialen toegepast werd. Op een verhoogde vloer van tapijttegels na is de betonstructuur van wanden en vloeren in de kantoren overal volledig zichtbaar. De driehoekige raamopeningen zijn omlijst met een aluminium kader dat precies even dik is als de isolatielaag en de buitenbekleding van glazen pastilles. De centrale kernen zijn steeds gemarkeerd door het gebruik van zwart getint beton. De nagalm wordt beperkt door geperforeerde metalen wanden gevuld met gecacheerde rotswolplaten. Je begrijpt de logica van de constructie haast in een oogopslag. Maar door de schuine gevels ontstaan wel bijzondere ruimtes, van een robuuste, sculpturale eenvoud.

Het was geen sinecure om die eenvoud te bereiken. Als beton overal zichtbaar blijft, valt er immers niets weg te moffelen achter verlaagde plafonds of pleister. Alle leidingen, van betonkernactivering over verlichting tot een sprinklerinstallatie, moeten ingepast raken in de dikte van de plaat. Dat vraagt een enorme precisie in planning en uitvoering. In de bibliotheek bereikt die gesofisticeerde eenvoud een orgelpunt. Alle niet-dragende elementen zijn hier uitgevoerd in brute staalplaten van 1 centimeter dik. Het materiaal werd in massieve vorm toegepast voor boekenkasten en traptreden. De vloeren van de passerelles op de tussenniveaus en de borstweringen voorzag XDGA echter in op maat met lasergeperforeerde platen. Toptechnologie. Toch doet het geheel door de keuze voor onbewerkt staal paradoxaal genoeg ambachtelijk aan. Arts-and-crafts van de 21ste eeuw.

Kunstdepot

Toch verschilt de uitvoering in één opzicht aanzienlijk van de ontwerptekeningen: kort na de bouwaanvraag werd duidelijk dat het geen steek hield om de oude voorbouw zelfs maar gedeeltelijk te behouden. Binnen het in de bouwaanvraag voorziene volume werd daarom een nieuwe constructie ingepast. De ontwerpers haalden hier constructief alles uit de kast. De vloeren van net geen 71 bij 24 meter steunen op 16 stalen kolommen, of dus zowat 100 vierkante meter vloer per kolom. De buitenwanden zijn volledig in glas uitgevoerd. De ruimtelijke indruk die zo ontstaat is bijzonder ijl. De licht spiegelende vloeren in aluminiumplaten en het schimmige plafond van de tot ruiten geplooide polycarbonaatplaten maakt de ruimte nog ongrijpbaarder.

Op de onderste vloer, meer dan 3 meter in de grond verzonken, temperen de rondgaande funderingswanden in onbewerkt beton dat ijle effect enigszins. Een gekromde wand in geschilderd beton zondert hier de raadszaal van de provincieraad af. Vanaf het park kun je door de ramen boven de funderingswanden zomaar binnenkijken in de zaal. Een flinterdunne wand in witgelakt staal bakent aan de andere zijde van de ruimte een congreszaal af. De oplopende vloer eindigt aan de tuin. Tussen beide zalen voert een imposante wenteltrap in witgelakt staal naar de bovenliggende ontvangsthal.

Die enorme open hal is vrijwel leeg, op de kolommen na. Door de grote raampartijen lijkt ze te zweven boven de tuin. Enkel de centrale wenteltrap geeft er maat en richting aan. Verder blijft je blik nergens aan haperen. Het heeft iets duizelingwekkends. Dit is geen plaats waar je kunt wonen of lang kunt verblijven. De mens is slechts een passant in deze abstracte ruimte. Net als de tuin staat ze onverschillig – maar daarom niet onvriendelijk – tegenover bezoekers. Alles wat hier gebeurt, kan niet anders dan vluchtig, momentaan zijn.

Een gebouw als dit leent zich niet gemakkelijk voor het tentoonstellen van kunst. Welk werk kan voldoende betekenis mobiliseren om niet te verdampen in de ontvangsthal? Nochtans besloot de provincie om haar kunstcollectie – een dwarsdoorsnede van de artistieke productie in de streek – aan publiek toegankelijk te maken. Ze trok daarnaast Nico Dockx aan voor een kunstopdracht voor het nieuwe gebouw. Die ziet zichzelf hier als een ‘facilitator’: hij wil onderzoeken hoe men met de diversiteit van de collectie kan omgaan. Dat werd een verhaal op zich, parallel met het bouwproces.

De opvallendste ingreep wordt wellicht de bouw van een ‘open depot’ in de ontvangsthal. Het zal bestaan uit een raster van 9 x 9 houten palen met een oppervlak van 6,5 x 6,5 m, over de volle hoogte van de hal. Qua volume is het daarmee vergelijkbaar met de glazen cilinder rond de trap naar de belvedère. De idee is dat (een deel van) de collectie binnen dat raster opgeslagen wordt, en dat medewerkers er een stuk kunnen ontlenen. Daarnaast wordt een wisselende selectie van stukken tegen de buitenzijde van het depot uitgestald. Het wordt afwachten hoe die installatie zal uitpakken binnen de ontzagwekkende ruimte van de hal. Dockx brengt met zijn constructie immers nieuw materiaal én een nieuw volume binnen. Gaan ze elkaar versterken of juist tegenspreken?

De architecten droegen zelf ook zorg voor één bestaand werk uit de collectie. De fontein van Pol Bury die ooit de ingang van de voorbouw opsierde, herrijst in volle glorie te midden van een watervlak in de tuin. Het kunstwerk krijgt zo veel nadrukkelijker zijn eigen statuut, naast de architectuur, en niet als een sierstuk bij de ingang.

In samenwerking met

Architect XDGA / Xaveer De Geyter Architects
Website xdga.be
Official project name Provinciehuis Antwerp
Location Koningin Elisabethlei 22, Antwerp, Belgium

Programme Offices, conference hall, library, restaurant
Procedure Competition (Open Oproep 2101 – Team Vlaams Bouwmeester), 1st prize
Client Province of Antwerp

Lead contractor THV Democo / Denys
Landscape architect Michel Desvigne Paysagiste
Structural engineering Bollinger + Grohmann
Services engineering Boydens Engineering
Sustainability Boydens Engineering

Acoustics Blasco
Completion Under construction
Total floor area 33,000 m
Budget € 60,700,000 (excl. VAT and fees)

A+276 Building Sites

Bestel een exemplaar of abonneer u vanaf € 59 / jaar!

Lees ook

Schrijf je in op onze nieuwsbrief
  • This field is for validation purposes and should be left unchanged.