Gepubliceerd op 04.12.2018 | Tekst: Christophe Antipas

Het Ierse Grafton Architects bestaat 40 jaar, en wát voor een jubileumjaar is het geworden. Zo waren ze de curatoren van de Biënnale van Venetië en hadden ze met een deze zomer gepubliceerde monografie plots hun eigen geschiedenisboek in handen. Naar aanleiding van hun lezing op 11 december in Bozar sprak A+ met Shelley McNamara en Yvonne Farrell over dit bijzondere jaar en de ware betekenis van bouwen, nu en in de toekomst.

Christophe Antipas : Shelley McNamara en Yvonne Farrell, jullie hebben net twee belangrijke projecten afgerond: het curatorschap van de Biënnale 2018 in Venetië en de publicatie van Grafton Architects, jullie eerste monografie bij Phaidon. Hoe voelt dat?

Shelley McNamara : Na veertig jaar werk dienden deze twee mijlpalen zich plotseling tegelijk aan! Het was een gelukkig toeval.

Yvonne Farrell : Zulke projecten weiger je natuurlijk niet, ook al werden ze allebei tegelijk in onze schoot geworpen. Robert McCarter vroeg ons een boek over ons werk te maken op hetzelfde moment dat wij het heel druk hadden met de Biënnale in Venetië en andere lopende projecten. Hij was ons architecturale verleden aan het catalogiseren terwijl wij volop aan het bouwen waren. Het boek zelf is eigenlijk een catalogus van ons vroegere werk.

Voor de Biënnale vroegen ze ons om naar architectuur over de hele wereld te kijken. De rol van de architect en het beroep zelf fascineren ons enorm. We willen daarom de link leggen tussen de architectuurpraktijk, het realiseren van architectuur en het grotere publiek, zodat het zich betrokken kan voelen.

Voor mij was het alvast een geweldige ervaring om architectuur tentoon te stellen op een schaal zoals die van de Biënnale. Sommigen vinden dat een onmogelijke opgave; wij vinden het de moeite waard om het te proberen. Zo niet, blijven we afgeschermd in de bubbel van ons beroep en gaan we alleen met elkaar in dialoog.

Shelley McNamara : We waren onder andere bezorgd over de manier waarop we met niet-architecten over architectuur moesten communiceren. Onze maatschappij is heel erg in hokjes verdeeld en er is te weinig uitwisseling met elkaar.

Maar de voorzitter van de Biënnale, Paolo Baratta, bleef herhalen: ‘Als je een verlangen naar architectuur wilt creëren, moeten je tonen wat het is. Je moet het publiek uitleggen wat ze missen, waarnaar ze zouden moeten verlangen.’ Dat vond ik een mooie uitspraak.

Als je door de monografie bladert, lijkt het alsof het doorheen de jaren steeds minder om details gaat. Het gaat van subtiel gearticuleerde projecten tot projecten die op een meer archaïsche manier aanwezig zijn in de context. De manier waarop jullie de projecten presenteren, lijkt mijn interpretatie te bevestigen.

Shelley McNamara : We hebben zelf nauwelijks tijd gehad om ernaar te kijken! Natuurlijk is er een verschuiving zichtbaar. Het werk is niet speciaal uitgepuurd voor de publicatie. We vinden het wel interessant om uitgaven te zien waarvoor alle tekeningen opnieuw zijn gemaakt en uitgewerkt, maar soms is het ook gewoon mooi om een boek als een dagboek te beschouwen, een momentopname van hoe je toen was en nu bent.

Yvonne Farrell : Jij zegt in feite dat het boek een verzameling is van tekeningen en foto’s uit verschillende perioden, die telkens als een portfolio zijn gebundeld. Maar elk project had een andere intensiteit – het ene is al beter geslaagd dan het andere – en een andere manier van tekenen en bouwen, een andere plaats en tijd. En we zijn niet meer dezelfde mensen als veertig jaar geleden!

Veertig jaar is lang. Binnen Grafton Architects komen verschillende talenten samen, overlappen vaardigheden, en verrijken we elkaar. In die veertig jaar hebben we samengewerkt met veel mensen met diverse interesses en die leveren allemaal heel persoonlijke bijdragen. Kijk maar naar de tekeningen en de manier waarop we maquettes en beelden maken. Het boek is een soort collectieve presentatie van ideeën en dingen die we bouwen. Dat is de ware betekenis van bouwen voor mij.

Shelley McNamara : Ik houd wel van het woord dat je gebruikt, ‘archaïsch’. We hebben het al lang over de vraag hoe je iets kunt maken dat andere mensen raakt. Daar hebben we altijd al naar gestreefd. Daarom proberen we ook zo hard om in het concept alles te herleiden tot de essentie. Ja, het heeft met dimensie te maken, maar ook met dingen in vraag durven stellen en ons tegelijk helemaal in de complexiteit van het geheel te verdiepen. Wat willen we uiteindelijk dat het project wordt? We proberen de aard van het project precies te beschrijven.

Het eerste project in jullie monografie is een project in de Temple Bar–buurt in Dublin. Jullie wonnen toen een masterplan met het collectief Group 91. Kunnen jullie daar iets meer over vertellen en over de huidige evolutie van de omstandigheden voor het creëren van architectuur in Ierland?

Shelley McNamara : Het leek alsof we een plan hadden, maar dat was niet zo. Group 91 is ont- staan toen Dublin in 1991 culturele hoofdstad van Europa was. En toen was die architectuurwedstrijd voor Temple Bar daar ineens.

Yvonne Farrell : We waren in Ierland nog volop aan het herstellen van de recessie in de jaren 1980. Temple Bar Properties bood jonge architecten – ons en onze collega’s in Group 91 – een geweldige kans om hedendaagse gebouwen te ontwerpen op historische locaties. Achteraf gezien ondersteunden ze jonge architecten echt heel goed en dat is ook nodig om een architectuurcultuur te ontwikkelen. Tegenwoordig is het moeilijk om zulke kansen te krijgen. Het probleem is dat het een gesloten systeem is. Het is moeilijk om binnen te raken… en openbare instellingen zijn veel te voorzichtig.

Shelley McNamara : Ik vind het heel belangrijk dat het systeem opengegooid wordt.

Yvonne Farrell : We verwachten hier in Ierland een enorme bevolkingsgroei. Laten we niet denken in termen van woningtekort maar dit als een kans zien voor een nieuw woningbeleid. Het is een kans om te herbronnen en te vernieuwen. We moeten bouwen, maar dat kost tijd, inspanning, geld en verbeelding. Er zijn oplossingen voor alles. We moeten als maatschappij volwassen genoeg zijn om onder ogen te zien dat de bevolking blijft groeien. Hoe gaan we daar als gemeenschap financieel en emotioneel mee om? We moeten een plan uitstippelen voor de komende twintig of dertig jaar.

Dat is wat ik zo geweldig vind aan het beroep van architect. Wij denken waarschijnlijk altijd twintig jaar verder dan de meeste mensen, want zij hebben het te druk met hun leven nu. Misschien is het wel onze plicht om nuttige voorstellen te doen over hoe de wereld er ook zou kunnen uitzien.

Shelley McNamara We moeten ideeën promoten zoals het Tila-project van Talli Architecture and Design in Helsinki waarin mensen onafgewerkte appartementen kunnen kopen. Dat kan in Ierland helaas niet, tenzij je genoeg geld hebt, want de banken verstrekken daar geen hypotheek voor. Zo is het nu eenmaal.

Yvonne Farrell : De banken zijn de samenleving iets verschuldigd, want ze hebben het land in 2008 financieel tot aan de rand van de afgrond gebracht. De Ierse bevolking lijdt nog steeds onder de impact van die crisis.

Twee grote gebouwen die jullie in het buitenland hebben gerealiseerd – de Università Bocconi in Milaan en de UTEC Universidad de Ingeniería y Tecnología in Lima – hebben een monumentaal karakter. Jullie werken nu aan twee grote projecten in het centrum van Dublin: het hoofdkantoor van de ESB (Electricity Supply Board) en de Dublin City Library op Parnell Square. Beide projecten zijn onzichtbaar vanaf de straat.

Shelley McNamara : We voelden ons in Bocconi en Lima bevrijd door het klimaat daar. Het regent namelijk niet in Lima. Vlak daarvoor moesten we ons tijdens het ontwerpen van een school voor geneeskunde in het westen van Ierland vooral zorgen maken over horizontale slagregen! Interessant trouwens dat je die projecten vergelijkt met ESB en de Parnell Library, en ze allebei als onzichtbaar bestempelt. Dat klopt enigszins, want ESB was een ongelooflijk uitdagend project. Toen we die wedstrijd wonnen, verplichtte het Dublin Development Plan ons zelfs nog om zestien woningen te reconstrueren in faux-georgiaanse stijl. Er was echt niet veel ruimte over op dat perceel om nog iets te creëren.

In Parnell Square vonden we het fijn dat we iets konden inplanten in het midden van een bouwblok, in een van de dichtstbevolkte buurten van de stad. Het was alsof we het hart van de stad opnieuw mochten doen kloppen. Het is niet per se nodig om een groot statement in een straat te maken. Je moet door meerdere deuren, door bestaande woningen lopen en dan sta je ineens voor een klooster of een bedehuis, of wat je dan ook kunt vinden in het historische centrum van Dublin. Of neem de Joodse wijk in Venetië, waar je op er allerlei verborgen synagogen en ongelooflijke ruimtes stoot.

Yvonne Farrell : Maar de verbeelding is ook heel belangrijk in het Library Project. Ja, we reageren op een bepaalde plaats en ja, we hebben verschillende georgiaanse huizen getransformeerd en met elkaar verbonden, maar we hebben ook daktuinen ontworpen op grote, hoge gebouwen.

Grafton heeft geen huisstijl. Voor elk project beginnen we opnieuw. Sommige dingen nemen we natuurlijk mee, zoals een bepaalde consistentie in ons denkpatroon. Er zit een logica achter die aangevuld wordt met andere ingrediënten. We leren uit onze projecten. Neem nu de structuur in Bocconi, die om de 25 meter geplaatst is. Als het zonlicht binnenstroomt, lijkt de structuur ‘op te lossen’. Dat is echt een geweldige vondst!

We beseffen nu dat we eigenlijk niet zozeer in het ‘object’ an sich zijn geïnteresseerd. We citeren vaak Alejandro de la Sota: ‘Architecten zouden zo veel mogelijk niets moeten realiseren.’ Het gaat niet om het object, de ruimte zelf is het object, het ‘afwezige’ daar draait het om, dàt is als het ware het ‘object’. Dat zal juist zo mooi zijn in de Parnell Library: het licht zal door spleten in de structuur naar binnen stromen, dwars door hangende daktuinen, tot vier verdiepingen hoog.

Shelley McNamara : Het aspect dat bij ESB tot de verbeelding spreekt is niet alleen het ‘behoud’ van de muur van de georgiaanse straat, maar ook het feit dat we er toch een geperforeerd bouwblok van maken. We behouden de oppervlakte én de muur, maar we maken iets waar het licht door kan vallen. We denken dat dit heel interessant kan zijn. Je zou denken dat het een subtiele ingreep is, maar het effect is toch heel radicaal. Je kunt door het blok lopen. Het is geen afgesloten blok van 18de-eeuwse huizen. De bomen en het landschap gaan op in elkaar. Als je er voorbijloopt zal de innerlijke wereld zijn geheimen een voor een prijsgeven.

Lees ook

Schrijf je in op onze nieuwsbrief
  • This field is for validation purposes and should be left unchanged.