Gepubliceerd op 08.11.2023 | Tekst: Lisa De Visscher | Foto's: Building Narratives, Lorenzo Zandri

Sinds 2017 werkt Mary Duggan aan kleinschalige architectuur vanuit haarbureau in London. In het kader van haar lezing op donderdag 16 november ging Lisa De Visscher, hoofdredacteur van A+, met Mary Duggan in gesprek over de ambities en perspectieven van haar jonge bureau.

A+: U leidde 13 jaar lang het grote Londense bureau Duggan-Morris. Met welke insteek startte je 6 jaar geleden uw nieuwe praktijk onder uw eigen naam?

Mary Duggan: Toen Joe Morris en ik in 2004 samen een bureau oprichtten waren we jong en ambitieus en wilden we zo snel mogelijk groeien. Zoals zovele jonge bureaus werkten we heel hard, te hard misschien, maar dat wierp zijn vruchten af. We kwamen op de radar van verschillende ontwikkelaars die investeren in woningen en realiseerden vele grote commerciële woonbouwprojecten. Het bureau groeide mee en op het einde hadden we een vijftigtal medewerkers. Joe Morris had meer de commerciële en prospectieve rol naar de klant toe, ik leidde in het bureau het designteam. Als je vijftig medewerkers hebt, betekent dat vooral veel management. Je krijgt een overzicht van de verschillende projecten, maar je maakt nauwelijks nog deel van het ontwerp- en bouwproces. We werkten met fantastische projectleiders die uitstekend werk leverden, maar ik miste het om te ontwerpen, om ruimtelijke en technische problemen op te lossen en volledig ondergedompeld te zijn in een project. Voor het nieuwe bureau heb ik gekozen voor een radicale schaalverkleining. We zijn nu met vijf medewerkers en meer dan tien hoeven het niet te worden. Enkel dan ben je als zaakvoerder nog echt bij elk project betrokken. We zijn een jong, klein bureau, maar tegelijkertijd draag ik twee decennia ervaring mee waardoor we toch efficiënter kunnen werken. Ik trap niet meer in de valkuilen van 15 jaar geleden, we kunnen sneller keuzes maken, weten wat we willen en hoeven daarvoor geen nachten door te werken. De focus van het bureau ligt volledig op de culturele sector. Als het kan doe ik liever geen commerciële woningbouw meer. Die verplicht je al snel tot veel herhaling, een soort ‘copy-paste’ architectuur als enige strategie binnen het strakke opgelegde kader van budget en timing. Ik wil meer werken met de maatschappelijke bekommernissen van vandaag zoals hergebruik en onderzoek naar de juiste bouwmaterialen.

 

A+: Is dat de reden dat u deelnam aan de ‘Bap! Biennale d’architecture et de paysage d’Ile-de-France in Versailles vorig jaar rond het thema ‘Terres et Villes’?

MD: Inderdaad. Dit soort opdrachten was nieuw voor mij, de hele culturele en academische setting bracht ook andere condities met zich mee. Zo was het hele project opgezet als een kunstproject: een directe opdracht, geen wedstrijd en geen aanbesteding. De projectdefinitie lag grotendeels in mijn eigen handen en ik had de volledige controle over ontwerp en uitvoering. Het gaf me de mogelijkheid te gaan experimenteren met materialen en mij op onbekend terrein te begeven. Ik besloot een paviljoen te bouwen te bouwen als een installatie die het ontwerpproces in kaart brengt via een opeenvolging van materiaal- en techniekgerelateerde beslissingen. ‘For the love of materials’ werd een onderdeel van de tentoonstelling ‘Visible Invisible’ in de architectuurschool van Versailles. Het paviljoen bestaat uit gipsen wanden die bewust hoog en dun uitgevoerd zijn, tot op de limiet van hun breekbaarheid. De meest kwetsbare plekken worden ondersteund door houten schoren die op hun beurt op hun plaats gehouden worden door gebeeldhouwde marmeren rozetten en een grote kei, afkomstig uit de tuin van mijn zus. Elk materiaal is een reactie op een ander en een ode aan het ambacht waaruit het is ontstaan. Het paviljoen is demonteerbaar en elk onderdeel kan opnieuw elders gebruikt worden.

A+ Lecture | Mary Duggan | 16.11.23

Heeft u nog geen plaats voor de lezing van Mary Duggan aanstaande donderdag 16 november in Bozar?

A+: Vormde dit project een inspiratiebron voor andere projecten binnen de sector?

MD: De opdracht voor de biënnale in Versailles gaf veel energie aan het bureau en deed ons nadenken over materialen en hoe deze het best ingezet worden. Het was zeker en vast een inspiratiebron voor het project waar we vandaag aan werken, het paviljoen voor het Garden Museum in Londen. Toen de St-Mary-at-Lambeth kerk werd herbestemd tot museum bleek het kerkgebouw te klein voor het verschillende randprogramma zoals een vergaderzaal, workshopruimte of opslagplaats. Hiervoor werd een wedstrijd uitgeschreven die we vorig jaar wonnen met een project dat is opgebouwd uit een aaneenschakeling van wanden en volumes die zo de perimeter vormen van de tuin van het museum. Alle wanden zijn gemaakt van gerecycleerd materiaal, hergebruikte stukken beton en baksteen, afkomstig van afbraakwerken uit de buurt. We dienden net de bouwaanvraag in en hopen volgend jaar te kunnen starten met de realisatie.

 

A+: U zei dat u geen grote woningbouwprojecten meer wou realiseren, maar met Lion Green Road werd net een opgeleverd. Wat maakt dit project anders dan andere commerciële huisvestingsprojecten?

MD: Lion Green Road is geen puur commercieel project. We kregen de opdracht net voor de COVID crisis. Door de gevolgen van eerst de Brexit en daarna de pandemie ging de opdrachtgever, een gemeentelijk ontwikkelingsbedrijf, failliet. Daarenboven stegen de bouwprijzen spectaculair. Dit was het begin van een complexe periode waarbij we, om het project te redden, een stuk efficiënter moesten gaan bouwen.

De oorspronkelijke opdracht bestond uit 80 wooneenheden in laagbouw verspreid over een hellend terrein. Het was een prachtig perceel dat al lang onbebouwd was en dus vol oude bomen stond. Bij het initiële masterplan zouden die allemaal moeten verdwijnen, terwijl deze net de belangrijkste kwaliteit van de site vormen. De vraag efficiënter te gaan bouwen en dus het aantal wooneenheden op te drijven, hebben we aangegrepen om het masterplan radicaal te wijzigen en af te stappen van de typische voorstedelijke typologie van de eengezinswoning. We stelden een project voor dat volledig vertrok vanuit de kwaliteiten van de site: de glooiingen van het terrein, de bomen en het weidse zicht over het omringende landschap. Dit resulteerde in vijf strategisch geplaatste gebouwen, minstens 5 bouwlagen hoog, met een centrale circulatie waarrond als een waaier vier tot zeven woningen liggen. In totaal maakten we 157 woningen en slaagden erin de belangrijkste natuurlijke elementen van het terrein te behouden. We groeven de heuvel niet af, zoals zo vaak de gewoonte is, maar lieten de gebouwen mee oplopen met het terrein zodat je vanuit elk appartement een mooi zicht hebt. We ontwierpen de open ruimte zo, dat een deel ervan publiek is, als een park voor de hele buurt, en een ander deel privaat, als een tuin voor de bewoners. Er is een speeltuin voor kleuters en voor iets oudere kinderen. We maakten zelf een hangplek voor jongeren. De gebouwen zijn opgetrokken uit baksteen waarin opnieuw het ambacht van het metselwerk benadrukt wordt en waarbij we hard werkten op details die het wonen aangenamer maken zoals goed ontworpen buitenruimtes voor elk appartement, hoge ramen die veel licht binnenlaten en hoge plafonds. Het ontwerp is volledig afgestemd op de site en de specifieke vraag van de opdracht. Nét dat maakt het verschil met klassieke commerciële woningbouw: geen copy-paste!

Lees ook

Schrijf je in op onze nieuwsbrief
  • This field is for validation purposes and should be left unchanged.