Mos
‘Architectuur als tegengewicht tegen een corporate culture’

A+ Lecture by Mos
Op 10 november 2022 nodigen A+ en Bozar Mos Architects uit New-York uit om een lezing te geven over hun oeuvre in het Paleis voor Schone Kunsten te Brussel.




A+ Architecture in Belgium en Bozar hebben het genoegen MOS architects uit te nodigen voor een lezing op 10 november. Naar aanleiding hiervan ging Lisa De Visscher, hoofdredactrice van A+, in gesprek met Michael Meredith die samen met Hilary Sample het bureau leidt.
Lisa De Visscher: Je beschrijft MOS als een atypisch bureau. Wat bedoel je daar precies mee? Hoe verhouden jullie je tot de architectuurscène in de Verenigde Staten of in New York?
Michael Meredith: We zijn helemaal geen typisch New Yorks bureau. We zijn een anomalie, op allerlei verschillende manieren. Architectuur in New York, en de Verenigde staten in het algemeen, is een product in een volledig geliberaliseerde markt. Grote private spelers schrijven de opdrachten uit. Er bestaan überhaupt geen publieke opdrachten. Ook publieke gebouwen of sociale huisvesting is in handen van private projectontwikkelaars. Zij willen geen financiële risico’s nemen en werken daarom enkel met grote bureaus die al een hele reeks gelijkaardige gebouwen gezet hebben. Een typisch New Yorks bureau begint met kleine opdrachten zoals de verbouwing van een keuken of een badkamer, en probeert dan zo snel mogelijk te groeien. Vanaf 40 medewerkers begin je mee te tellen en krijg je kans om belangrijkere opdrachten binnen te halen. Zo’n bureau doet aan ‘business’, en vindt het net leuk om zaken te doen. Wij niet. Integendeel. Wij willen gewoon tekenen, nadenken, lezen, dingen bedenken en erover spreken met andere geïnteresseerde mensen. We zijn geïnteresseerd in hoe dingen tot stand komen, zowel conceptueel als ook fysiek. De fysieke expressie van wat we maken is een continu onderzoeksveld voor ons. We hebben helemaal geen zin om ons druk te maken over geld, we willen gewoon goede gesprekken hebben over architectuur. En dat is moeilijk met de grote private spelers die de markt domineren. Architectuur is in zekere zin ook een ‘geloofsysteem’. Je gelooft in de schoonheid ervan of niet, in de zin van ruimtelijke kwaliteit, of niet. Je kan maar tot op zekere hoogte iemand van interessante architectuur overtuigen met rationele argumenten. De rest is buikgevoel en een waardensyteem en dat delen we niet met grote ontwikkelaars, zo blijkt.
Hoe komen jullie dan aan jullie opdrachten?
We zijn een klein bureau met een drietal medewerkers. Toch hebben we afgelopen 15 jaar al veel gebouwd. Ik weet eerlijk gezegd niet hoe we er steeds opnieuw in slagen om nieuwe opdrachten binnen te halen. We hebben geen persdienst of communicatiemedewerker. We hebben niet eens iemand die de telefoon opneemt voor ons. Hilary en ik zijn zelf ook helemaal geen goede verkopers. Daarvoor stellen we onszelf en wat we doen veel te veel in vraag. Maar toch hebben we in al die tijd een heel goed internationaal netwerk opgebouwd. New York is ook een soort luchthaven. Mensen komen en gaan, en we hebben het geluk steeds weer nieuwe mensen te ontmoeten die graag met ons willen samenwerken. We bouwen daarom ook erg veel buiten New York of de VS.
Het gebruik geometrische vormen en een klare structuur vormen een rode draad in jullie projecten. Gaan jullie bewust op zoek naar deze specifieke vormentaal
Nee, eigenlijk zijn we net op zoek naar een architectuur zonder duidelijk herkenbare signatuur. Het auteurschap is niet onze grootste bekommernis. We zijn sowieso al met z’n tweeën en het hoeft vormelijk zeker niet altijd duidelijk zijn wie de pen vast houdt. Uiteraard is er een zekere waarneembare consistentie in ons werk, ook in de manier waarop de projecten tonen. Maar elk project is uniek. We vinden het erg belangrijk om steeds opnieuw de verbinding te maken met de plek, het budget, en de verwachtingen van de klant, om daar dan op te reageren met de instrumenten die eigen zijn aan de architectuur: compositie, ruimtelijkheid, materialiteit en detaillering.
Ik refereer graag naar het boek Composition, non-Composition van Jacques Lucan. Daaruit leerde ik dat de meest vooruitstrevende architecten ‘non-expressionisten’ of zelfs ‘anti-expressionisten’ waren die vooral ontwierpen vanuit het programma en een bepaalde gevoeligheid voor de ruimte en niet vanuit de ambitie een spectaculaire vorm neer te planten. Met onze architectuur zijn we op zoek naar dit ‘non-expressionisme’ als tegenhanger misschien van de super persoonlijke idiosyncratische architectuur uit de jaren 1990. Wij willen vernieuwing brengen door simpelere vormen die ook eenvoudigweg gemakkelijker te bouwen zijn. Onze klanten hebben kleine budgetten, die hebben ook geen geld voor een blob of een andere architecturale geste. Ons werk is zeker ook getekend door de impact van de financiële crisis in 2008. Het bureau bestond toen nog maar een paar jaar en van bij het begin zochten we oplossingen om bouwbare architectuur te ontwerpen met hele krappe budgetten.
Ons werk refereert zeker ook naar het werk van Louis Kahn of Robert Venturi en onze vormentaal is zeker schatplichtig aan hun oeuvre. Misschien is dat de reden dat sommigen ons werk afdoen als ‘neo-pomo’, maar daar zijn we zeker niet naar op zoek.
Een goed voorbeeld hiervan is wellicht Housing N°8. Waar gaat dit project precies over?
Housing N°8 of ‘Laboratorio de vivienda’ is een sociaal woningbouwproject in het stadje Apan, ten westen van Mexico City. Het is een gigantisch project waar meerdere architecten bij betrokken waren. De bouwheren hadden een voorselectie gemaakt van meer dan 60 Mexicaanse en Amerikaanse bureaus. Wij werden bij het project betrokken als curatoren voor de definitieve selectie van de architecten en voor de bouw van het ‘Welcome & Education Center’. Dit gebouw met bureaus, leslokalen en een auditorium vormt het administratieve hart van de site en het startpunt voor een negen hectare groot masterplan met prototypes voor sociale huisvesting. Uiteindelijk kozen we 32 bureaus waaronder architecten zoals Frida Escobedo, Tatiana Bilbao of Productora, die woningtypes naar voor schoven met een zeker groeipotentieel. Ze stelden nieuwe typologieën voor die de basisprincipes van ruimtelijke organisatie van het wonen opnieuw bevragen en alternatieve, goedkopere bouwwijzen, zoals zelfbouw, mogelijk maakten. De woningen zijn informeel gerangschikt over het steil hellende, beboste terrein, afgewisseld door ronde plantenbakken voor de moestuintjes, bakstenen watertorens voor wateropslag en publieke speelpleinen. Waterdoorlaatbare bestrating en lokale bodembedekking zorgen voor het behoud van de biodiversiteit van de site en de irrigatie van de moestuinen. Het was een soort van pilootproject dat niet alleen wilde tegemoetkomen aan het nijpende tekort aan betaalbare woningen, maar ook goede voorbeelden wilde tonen in het onderzoek naar low-tech en low-cost wonen.