Monadnock
De drievoudige tijd


A+ en Bozar nodigen op 3 maart 2020 het Nederlandse architectenbureau Monadnock uit voor een lezing in het Paleis voor Schone Kunsten in Brussel. Medeoprichter Job Floris vertelt hoe hij en zijn partner Sandor Naus de eeuwigheid van architectuur vieren zonder ooit te vervallen in nostalgie.
Het Rotterdamse Monadnock realiseerde sinds zijn oprichting in 2006 maar een handvol projecten, naast heel wat briljante wedstrijdinzendingen. Die beperkte output vond wel een ongewoon grote, internationale weerklank. Het Landmark in Nieuw-Bergen prijkte bijvoorbeeld op de rugzijde van Architectuur in Nederland. Jaarboek 2015/2016. Hun aandacht voor de geschiedenis van de bouwkunst en de context brak immers duidelijk met de Superdutch-generatie.
Job Floris en zijn partner Sandor Naus zijn geen onbekenden in België. Ze studeerden in dezelfde periode architectonische vormgeving en interieur aan de Academie voor Kunst en Vormgeving Sint-Joost in Breda. Floris vervolgde zijn studies aan de Academie in Rotterdam, terwijl Naus dat deed aan de Academie van Tilburg. Tijdens hun studies en nadien werkten beide architecten vaak in België. Floris liep stage bij Christian Kieckens in Aalst en werkte bij Chris Poulissen in Antwerpen. Daarna was hij zes jaar aan de slag bij Rapp+Rapp in Rotterdam. Naus werkte bij AWG en bij Chris Poulissen in Antwerpen en ging dan naar MVRDV in Rotterdam.
Pieter T’Jonck: De naam van jullie kantoor verwijst naar een beroemd kantoorgebouw uit Chicago van het einde van de 19de eeuw. Waarom precies dat gebouw?
Job Floris: Het begon ermee dat we verliefd werden op dat gebouw, al moet ik meteen opmerken dat die ene naam op twee gebouwen slaat. Burnham & Root ontwierp de noordelijke helft, een massief bakstenen gebouw van zestien etages. De bouw duurde tien jaar. Holabird & Roche bedacht het tweede, zuidelijke deel als een staalconstructie, die er kwam in slechts drie jaar tijd. Het complex markeert zo de overgang van massiefbouw naar staalconstructie. Merkwaardig is echter dat het oudste deel abstracter is in detaillering en vormgeving dan het recentere deel. Holabird maakte zijn vleugel aaibaarder door de bekleding van de staalstructuur van meer en overdadiger ornamentatie te voorzien dan Burnham. Daardoor verkeren mensen vaak in de waan dat dit nieuwere deel het oudste is. Die dubbelheid tussen wat oud is en wat nieuw, is voor ons een kwaliteit die we zelf ook nastreven.
Ook de betekenis van het woord is belangrijk voor jullie, toch? Een ‘monadnock’ is de rots of berg die overblijft als zachtere gesteenten eromheen geërodeerd zijn.
Een ‘monadnock’ is inderdaad wat eeuwig blijft, en zo denken wij ook over architectuur. Het leven trekt er doorheen, maar het gebouw blijft. Zo begonnen we, en later gaven we daar een meer abstracte interpretatie aan: historische architecturale motieven zijn voor ons een bron van inspiratie. Dat was in onze beginjaren een ongebruikelijke positie in Nederland. Daar heerste toen een hijgerige hang naar al wat nieuw was.
Elk ontwerp van Monadnock lijkt wel een manifest. Het Atlas Huis in Eindhoven legt bijvoorbeeld sterk de nadruk op het bouwen zelf. In het interieur bleven welfsels en baksteenblokken onversierd zichtbaar, zodat je ziet hoe de constructie werkt. Die rudimentaire eenvoud vraagt echter om een buitengewone precisie. Net zo is het met de gevels. Het voegwerk ligt bijvoorbeeld bovenop de gevelstenen. Boven sommige raamopeningen geven rode bakstenen in een witte gevel de hypothetische plek van een sluitsteen aan, maar die ‘sluitsteen’ duikt ook elders op, waar er geen raamopeningen zijn. Welk punt wilden jullie maken?
Daarvoor moet ik eerst even uitzoomen. Er gingen aan ons twee generaties Superdutch-architecten vooraf die met ‘blue foam’ de wereld bestormden. Ze blonken uit in doldwaze experimenten, die redelijk los stonden van de daad van het bouwen. Ik kan dat ondertussen wel weer smaken, maar toen wij begonnen wilden we het bouwen onderdeel maken van ons denkproces en onze praktijk. Pragmatiek als een voedingsbron. Om die reden was het uitdagend om banale materialen en technieken te gebruiken. Het vraagt kennis en geduld om daarmee iets te bereiken.
Neem nu openingen in een metselwand. Traditioneel worden die uitgevoerd met een latei. Bij gevelopeningen heb je een kantellaag en een sluitsteen. Dat zijn herkenbare conventies, die voortkomen uit een bouwcultuur. Hun waarde komt voort uit hun coherentie en symbolische betekenis: iedereen herkent die. Je kan er veel kracht uit halen als je ze in vraag stelt. Je exploreert de mogelijkheden. Is een latei of een sluisteen nog relevant als je ze kan vervangen door Murfor? Kan je het beeld loskoppelen van de fysieke functie? Als de sluitsteen gaat dwalen over de gevel, wordt hij een ornament. We merken dat dat niet langer een problematisch woord is.
Onze belangstelling voor conventies is overigens niet zo uitzonderlijk. Tijdens een tien dagen durende workshop aan de architectuurschool in Porto van Álvaro Siza, drong het tot me door dat het complex zo intrigerend is omdat Siza constant conventies in vraag stelt door er licht van af te wijken. Het wordt nooit manifest, het is geen krachtpatserij, maar toch is geen enkel detail verwaarloosd. Zelfs in de aansluiting van plinten op trappen herken je zijn enorme kennis van bouwkundige mogelijkheden.
Lees het vervolg in A+282 Village!