In memoriam Jacques Gillet



Op 26 december vorige jaar overleed Jacques Gillet op 91-jarige leeftijd. Het werk van deze belangrijke 20e-eeuwse Belgische architect is doordrongen van verschillende stromingen, zowel modernisme, structuralisme als organische architectuur. Tot aan het eind van vorige eeuw bleef zijn oeuvre grote invloed uitoefenen op de hedendaagse architectuurscène.
In de jaren 1960 zorgt La Cité Radieuse voor een schokgolf aan protestbewegingen. In deze context staan twee architecturale visies recht tegenover elkaar: bouwen volgens de voorschriften van de moderne architectuur van de jaren 1930 – een betaalbare woning voor iedereen, die snel kan gebouwd worden – of openstaan voor een aanpak die past bij de tijd en die meer afgestemd is op de mens, of een geïndividualiseerde en gepersonaliseerde woning.
Jacques Gillet heeft beide benaderingen gekend. Onder de invloed van zijn mentor Bruce Goff, zette hij zich in voor een op het individu gerichte architectuur, vrij van elk dogma, voor architectuur die als kunst op zich wordt beschouwd.
Hij werd in 1931 geboren in een burgerlijk gezin in Luik en verliet al snel zijn wetenschappelijke opleiding om zich in te schrijven aan de Academie voor Schone Kunsten, waar hij in 1956 een diploma architectuur behaalde.
Zijn loopbaan werd bekroond met heel wat prijzen – Prix du Marbre (1953), Grand Prix de la Ville de Liège (1957), Prix de Rome (1963). Hij nam ook deel aan verschillende grote wedstrijden, zoals een ideeënwedstrijd georganiseerd door de Bond van Deense Architecten (1961) en de wedstrijd voor de bouw van een nieuwe parkwijk op Linkeroever (het latere Europark) georganiseerd door het Nationaal Instituut van de Huisvesting (1961).
Zijn eerste werken werden opgetrokken aan de oevers van de Maas in Luik en hebben een resoluut moderne uitstraling. Het zijn appartementsgebouwen met een eenvoudige architectuurtaal: een paal-en-balkstructuur in gewapend beton, een lichte gevel en een vleugje vrijheid in de inkomhallen, waar kunstwerken in de ruimten worden geïntegreerd.
In juni 1963 vertrok hij naar de Verenigde Staten voor een reis die later een echte inwijding zou blijken. Door zijn ontmoeting met Bruce Goff begon hij architectuur anders te benaderen. De impact was zo groot dat hij resoluut zijn rug keerde naar zijn vroegere aanpak. De creatieve geest van Jacques Gillet stelde zich open voor nieuwe praktijken en zijn benadering verschoof van de schoolse toepassing van de modernistische visie naar concepten gebaseerd op de ervaring van ruimten en de manier waarop de architectonische vorm wordt waargenomen als een levende, vrije realiteit.
Enkele uitzonderlijke werken onthullen het potentieel van de architect. Het Centrum voor Radiologie van Euratom (1963) op de universiteitssite Sart Tilman, met zijn brutalistisch temperament, was een eerste stap. Met de huizen Noël (1961), Pirotte en Lambotte (1966) vond er een grondige verandering plaats en werd de opvatting van de ruimte anders en vrijer. Dit kristalliseerde zich in de bouw van de sculpturale woning die hij voor zijn broer zou bouwen in Angleur, waarvoor de eerste gesprekken begonnen in 1963. Dit avontuur, een samenwerking met beeldhouwer Félix Roulin en ingenieur René Greisch, zou jaren duren. Het project bleef op de werf voortdurend evolueren en studenten namen deel aan de uitwerking en bouw ervan. Met dit project bracht hij de concepten groei en verandering in de praktijk die hij in de Amerikaanse organische architectuur had leren kennen.
Na het avontuur in Angleur neemt Jacques Gillet geleidelijk aan afstand van de architectuurpraktijk en richt hij zich op het onderwijs. Van oktober 1970 tot juni 1972 verblijft hij aan de Unité Pédagogique d’Architecture in het Franse Rennes. Tijdens dit verblijf vestigde hij zijn visie als pedagoog. Jacques Gillet wil zich richten tot al wie zich wil uitdrukken. Hij concretiseert zijn behoefte aan schrijven in tal van teksten, hoofdzakelijk handgeschreven teksten op allerlei dragers. In een tekst met de titel Les tribulations d’un architagogue (of de beproevingen van een ‘architagoog’) werpt hij een intieme blik op zichzelf. “Deze emotie van de hartstochtelijke, waar ik naar neig, die ik word in mijn creatief werk, waar de boodschap wordt ontvangen, geassimileerd, gedistilleerd en zachtjes overstemd. Waar een lang uitvoeringsplan mij stilzwijgend vooruit trekt, geconcentreerd op een actieve eenzaamheid waar ik niet meer hoef te communiceren en waar dit ding dat uit mij komt, dat van de wereld komt, op zijn beurt spreekt.” Hij wordt “de animator van een pedagogisch veld waar expressie, karakter, communicatie en compositie de pijlers zijn van de aanpak die op de loer ligt en uitlokt wat er gebeurt… dat wat beleefd wordt.” Tijdens het tweede semester van 1972 was het leven aan de UP in Rennes, schrijft Jacques Gillet, alsof er “geen school was zonder voorafgaande organisatie, zonder leiding, zonder ‘verbeteringen’, zonder oordeel, zonder enige andere controle dan het eenvoudige feit van mijn aanwezigheid en mijn persoonlijk optreden.”
In de teksten L’architecture sauvage en L’architecture fantastique stelt hij voor om architectuur en haar inhoud te beschouwen als iets “dat subjectief moet worden gevoeld”, dat zelf, in situ moet worden gebouwd als een doe-het-zelfproject, met als doel de bewoner te verbazen door een niet-gestandaardiseerde, maar een eigenzinnige architectuur voor te stellen, die vorm wil geven aan de ruimtelijke ervaringen uit zijn persoonlijke jeugd die werd beïnvloed door reizen naar Bretagne en later naar de Dordogne.
Na zijn terugkeer in Luik geeft hij les aan het Institut supérieur d’architecture de la Ville. Hij streeft naar een aanpak waarbij de architectuurtaal in dienst staat van de pedagogische visie. De verschillende onderzoekswerken worden becommentarieerd. Wie les krijgt van Jacques Gillet kiest voor een persoonlijke benadering om tot komen tot een intuïtieve ontwikkeling die geleidelijk aan wordt geconsolideerd in een concrete vorm. “Een machine om de ruimte-tijddimensie te verkennen, is aan het werk” (Architecture organique: Recherches et esquisses). Hij stopt met lesgeven in 1996 en tot zijn laatste teksten verdedigt de docerende architect de idee dat kunst deel uitmaakt van architectuur en dat hierin architectuur haar waarheid vindt.
Jacques Gillet is zowel een getuige als protagonist van zijn tijd. Zijn acties en productie tonen zijn intellectuele scherpzinnigheid en grote gevoeligheid. Hij hield zich bezig met moderne architectuur, structuralisme en organische architectuur.
Jacques Gillet richt zich tijdens zijn loopbaan op verschillende kunstvormen. Al heel vroeg begon hij te schilderen en beeldhouwen, daarna hield hij zich ook bezig met muziek en het schrijven van poëzie en pamfletten. Al in 1965 stelde hij dat “de sterkste dwang, de enige echte dwang van de architect, de beheersing van schoonheid is”.