Gepubliceerd op 05.10.2022 | Tekst: Eline Dehullu

De tentoonstelling ‘Future Generation: This is 2072’, die tijdens de 10e editie van de Architectuur Biennale Rotterdam plaatsvindt (nog tot 13 november!), toont de architectonische afstudeerprojecten uit de periode 2018 tot 2022 in België en Nederland. A+ bezocht de tentoonstelling tijdens de openingsdagen van de IABR en pikte er vijf sprekende masterthesissen van Belgische studenten uit.

Alle academies en universiteiten met masteropleidingen werden door het team van de IABR uitgenodigd om projecten in te dienen. Hieraan gaven 13 instellingen gehoor, met in totaal 75 ingediende projecten. De jonge Nederlandse curatoren Lindsey van de Wetering en Hanna Prinssen, beide net afgestudeerd aan de Academie van Bouwkunst in Amsterdam, selecteerden daarvan 50 projecten voor de tentoonstelling die gaat over de toenemende tijdsdruk die onze steeds sneller veranderende samenleving oplegt om het hoofd te kunnen bieden aan de klimaatverandering.

Het jaar 2072 in de titel van de tentoonstelling verwijst naar het moment waarop de Club van Rome haar profetische woorden in de publicatie De grenzen aan de groei (1972) projecteerde. De afstudeerprojecten in de IABR kiezen datzelfde moment waarop de hoopvolle en veelbelovende verandering die ze voorstellen gerealiseerd zou moeten zijn. De tentoonstelling bevat fragmenten van projecten en ontwerpen die dus het architectonische landschap zouden moeten bepalen in 2072. Ze is opgedeeld in vijf delen met veelzeggende titels: Local Cosmopolitans (over het belang van een bepaalde plek of streek), Earthly Promises (over natuurlijke processen als basis voor een ontwerp), Urban Biotopes (over de verdichting en decentralisatie van onze binnensteden), Social Ecologies (over sociale en maatschappelijke vraagstukken) en Flourishing Landscapes (over productieve landschappen).

Het eindwerk van Dries Pattyn, afgestudeerd in 2020 aan de KU Leuven, is een onderzoek naar de sociale-ecologische dynamieken die spelen in stedelijke moestuinen van Lissabon (‘hortas urbanas’). Oorspronkelijk werden die ingericht door socio-economische kwetsbare bevolkingsgroepen voor hun ondersteunende voedselzekerheid. Maar het gewijzigde planningsbeleid van Portugal omtrent de promotie van stedelijke landbouw, heeft ervoor gezorgd dat die verschillende informele, ongereguleerde, ‘clandestiene’ moestuinen moesten wijken voor uitvoerig ontworpen, formele moestuinparken. En dat bracht allerlei verschuivingen met zich mee: het formaliseringsproces greep in op de fysieke en esthetische verschijningsvormen van de ongereguleerde groentetuinen (van informele tuinen naar rigide landschapsontwerpen), het zorgde voor een ‘institutionalisering’ van kwetsbare bevolkingsgroepen en een wijziging in gebruikers (van de arme sociale klasse naar de middenklasse), en het veroorzaakte een algemene vermindering van de voedselproductieve oppervlakte. Dit top-down formaliseringsproces dreigt dus de toepassing van ongeplande stedelijke ruimte te institutionaliseren en te homogeniseren, ten koste van de informele moestuinen en hun kwetsbare gebruikers. Pattyn formuleerde enkele alternatieven om met de informele tuinierpraktijken om te gaan, bekeken vanuit het perspectief van het stedenbouwkundig ontwerp. Hij onderscheidt verschillende types van stedelijke moestuinen, zoals de ongereguleerde groentetuin en het volkstuinpark, en benadrukt daarbij het belang van het instant houden van het sociaalecologisch systeem dat speelt in de ongereguleerde tuinierpraktijk; een dynamisch geheel van sociale, economische, politieke, historische, culturele en milieukundige componenten, die elkaar beïnvloeden en waarvan geen enkele zomaar genegeerd kan worden.

De masterthesis ‘Structure et pérennité, la structure au service d’une polyvalence spatiale’ van Alexandre Boyens, afgestudeerd in 2021 aan de Université catholique de Louvain, focust op de structuur van een gebouw als inzet voor een duurzamere wereld. Zijn uitgangspunt is: als we de levensduur van een gebouw kunnen maximaliseren, voorkomen we een groot deel van de kosten en de schadelijke impact op het milieu die sloop, heropbouw en nieuwbouw met zich meebrengen. Om die levensduur te rekken, kan je inzetten op duurzame materialen en hergebruik van de toegepaste materialen, maar Boyens houdt een pleidooi om zich vooral ook op ‘de eerste orde van de constructie’ te richten. Hij verwijst hier naar het onderscheid dat architectuurfilosoof Willem Koerse maakt tussen de ‘onderorde’ (het meest permanente deel van het gebouw) en de ‘bovenorde’ (waartoe de meer veranderlijke en inwisselbare delen behoren). De structuur, het geraamte van een gebouw is de basis, het fundament, de ruggengraat die maakt dat architectuur in de eerste plaats duurzaam kan zijn. En om een lange levensduur van een gebouw te garanderen, moet het (op verschillende manieren) doorheen de tijd bruikbaar zijn, en dus aanpasbaar – die aanpasbaarheid kan enkel mogelijk gemaakt worden als de structuur dat toelaat. Om de rol van de structuur in het duurzaamheidsverhaal aan te tonen, werkt Boyens de casus van de hippodroom in Oostende uit: door de bestaande structuur te hervaloriseren en enkele nieuwe structurele elementen toe te voegen, toont hij voor welke verschillende (toekomstige) functie de Wellington paardenrenbaan gebruikt kan worden, en wat de invloed is van die structurele elementen op de ruimtelijkheid van een architecturaal project.

Domien Demey studeerde af aan de Universiteit Gent met zijn proefschrift ‘Herverkavelen: verdichting in de Gentse stadsrand’. Hij onderzocht de intenties van het verdichtingsbeleid en de beoogde bouwshift die ons meer op bereikbare plekken wil huisvesten, dichter bij het werk, dichter bij winkels, dichter bij elkaar. Omdat dit ‘stedelijk model’ nogal wat Vlamingen angst inboezemt (voor minder privacy, meer overlast, minder welvaart), besloot Demey om de boodschap om te verdichten te verlichten. Hij stelt: verdichten is niet alleen een urgente kwestie, een kwestie van moeten, maar kan ook echt ‘leuk’ zijn! Aan de hand van aantrekkelijke axonometrieën en grote schaalmodellen verbeeldt hij wat verdichten kan betekenen op gebied van levenskwaliteit. Hij wijkt daarbij af van grootschalige, gestapelde woontorens of jumbo-appartementsgebouwen, maar focust op kleinschalige projecten die geïnitieerd zouden kunnen worden door lokale eigenaars en bewoners, en die architecturaal aansluiten op het bestaande kleinmazige woonweefsel. Vertrekkend van individuele verhalen van mensen en gezinnen (al dan niet nieuw samengesteld), stelt Demey verschillende woontypologieën voor die kunnen wijzigen naargelang de wensen en noden van de bewoners. Zo uit hij kritiek op de huidige eenzijdige vastgoedmarkt en houdt hij een pleidooi voor een nieuw soort makelaarschap dat nieuwe woonvormen aanbiedt die gecombineerd kunnen worden en die uitgaan van de ontmoeting tussen mensen.

Cente Van Hout studeerde af aan de UHasselt in 2018 met de masterscriptie ‘Minder als verzet’. Op de tentoonstelling ‘Future Generation: This is 2072’ licht hij met ‘Rooms and Resistance: Towards a Property, Ownership and Familiy Household Liberated Subdivision’ zijn bevindingen toe. Het project stelt de bestaande Vlaamse wooncultuur en verkavelingspraktijk radicaal in vraag en onderzoekt wat het zou betekenen om te ‘minderen’ of te ‘leven met minder’. Van Hout ging op zoek naar hoe ‘minder’ kan worden ingezet als een strategie om te breken met erkende en bestaande woonpatronen, en hoe soberheid een weerstand kan bieden tegen de macht die het kapitalisme op ons uitoefent. Met de noties van compact en collectief wonen in gedachten, schuift hij een open landschapsstructuur naar voren, met een opeenvolging van ruimtes. Elke ruimte verbeeldt een typisch element van de woning, maar dan vergroot op schaal van een gemeenschap. In de wanden tussen de publieke plekken bevinden zich private delen, die uitsluitend op functionaliteit gericht zijn. Van Hout stelt zo het contrast tussen het minimale comfort van een privéwoning en het maximale comfort van een publieke ruimte op scherp. Deze typologie toont hoe je zonder eigendomsstructuur en bezittingsvorm goedkoper en vooral vrijer kan wonen: door ruimte anders in te delen groeit de economische en persoonlijke vrijheid, en kan een radicaal andere manier van leven ontstaan.

Tot slot is het werk van Alice Solveig Nouvet, afgestudeerd aan de Université Libre de Bruxelles, hier zeker het vermelden waard. Ze onderzocht in haar masterthesis ‘Habitat hors la résidence’ [‘Habitat buiten de woonplaats’] de systematische kritiek die in de jaren 80 ontstond op het bouwen van een individuele woning in de nevelstad, het verkavelde gebied tussen stad en platteland. Die nevelstad laat uitschijnen dat het een ‘plaats’ is, een plaats om te wonen bovendien, maar is het dat wel? Nouvet focuste op Schellebelle, een dorp aan de oevers van de Schelde in de provincie Oost-Vlaanderen, en verdiepte zich in de ontstaansgeschiedenis ervan. Ze deed dat door vooral te kijken naar alles wat een woning omringt; de plekken waar zich een vorm van wonen afspeelt buiten de eigenlijke woning om. Haar verslag is een beeldend verhaal in verschillende hoofdstukken: over het verdwenen station, over de hoge bakens (kerk en molen), over de plekken van de landbouwer, en die van het spelende kind. Met prachtige potlood- en houtskooltekeningen onderzocht ze de genius loci van een landelijk dorp dat weerstand tracht te bieden aan de Vlaamse verkavelingsdrang. De tekeningen getuigen van een collectief geheugen dat verloren dreigt te gaan – maar ook een voorafspiegeling zou kunnen zijn van een toekomstig, groen, landschappelijk woonmodel.

IABR Future Generation: This is 2072
Adres: Keilestraat 9, Rotterdam
Data: 22 september – 13 november 2022
Info en tickets: architecturebiennalerotterdam2022.nliabr.nl

Lees ook

Schrijf je in op onze nieuwsbrief
  • This field is for validation purposes and should be left unchanged.